bij een niet-aangedreven ophanging, zoals op de eerste foto te zien is, heeft de knokkel meestal een spindel waarop de remtrommel of remrotor wordt bevestigd. (Op deze foto is de centrale as waarop het wielstel rijdt niet te zien.) Het wiel/bandenassemblage hecht vervolgens aan de meegeleverde noppen en de hele assemblage draait vrij op de as van de spindel.
In een aandrijfophanging heeft de knokkel geen spindel, maar een naaf waarin de lagers en de as van het aandrijfmechanisme zijn aangebracht. Het uiteinde van het aandrijfmechanisme zou dan de nodige bevestigingsbouten hebben voor de wiel/band en/of remconstructie. Daarom zou de wielassemblage draaien zoals de aandrijfas (of halve as) dicteert. Het zou niet vrij draaien op zichzelf, maar alleen als de as werd losgekoppeld van de transaxle of differentieel.
een aangedreven ophanging zoals beschreven kan ook stuurbaar zijn. Dit wordt vaak een drive/steer arrangement genoemd.