Organische chemie Practice Problems (Set 1)

1. Een condensatiepolymerisatie produceert een polymeer en
  1. H2
  2. O2
  3. CO2
  4. H20
2. Welke organische verbinding is geclassificeerd als primaire alcohol?
  1. ethyleenglycol
  2. Ethanol
  3. Glycerol
  4. 2-butanol
3. Voor ethyn: C2H2 Wat is het totale aantal elektronen gedeeld tussen de koolstofatomen?
  1. 6
  2. 2
  3. 3
  4. 4
4. Welke nuclide is een radio-isotoop gebruikt in de studie van organische reactiemechanismen?
  1. koolstof-12
  2. koolstof-14
  3. Uranium-235
  4. Uranium-238
5. Welke set bevat een natuurlijk polymeer en een synthetisch polymeer?
  1. Cellulose en Zetmeel
  2. polyethyleen en Nylon
  3. eiwit en Zetmeel
  4. eiwit en Nylon
6. Aldehyden kunnen worden gesynthetiseerd door oxidatie van
  1. primaire alcoholen
  2. secundaire alcoholen
  3. organische zuren
  4. anorganische zuren
7. Gegeven de reactie: C2H2 + 2H2 – > C2H6
deze reactie vertegenwoordigt:
  1. substitutie
  2. toevoeging
  3. verestering
  4. verzeping
8. Welk paar namen verwijst naar dezelfde verbinding?
  1. ethyn en Acetyleen
  2. ethyn en etheen
  3. ethaan en Acetyleen
  4. ethaan en etheen
9. Een condensatiepolymerisatiereactie kan het best worden omschreven als het verbinden van monomeren door verwijdering van zuurstof
  • verbinding van monomeren door verwijdering van water
  • oxidatie van een koolwaterstof door zuurstof
  • oxidatie van een koolwaterstof door water
  • 10. Welke formule staat voor een keton?
    1. CH3COOH
    2. C2H5OH
    3. CH3COCH3
    4. CH3COOCH3
    11. Welk subatomair deelwoord wordt gevonden in alle isotopen van waterstof?
    1. Proton
    2. Neutron
    3. elektron
    4. Positron
    12. De binding tussen waterstof en zuurstof in een watermolecuul is geclassificeerd als
    1. Ionisch en Nonpolair
    2. Ionisch en polair
    3. Covalent en Nonpolair
    4. Covalent en polair
    13. Wat is het totale aantal waterstofatomen dat nodig is om 1 molecuul van C3H5 (OH)3 te vormen?
    1. 1
    2. 5
    3. 3
    4. 8
    14. Een verbinding die als zuur of base kan werken, wordt aangeduid als
    1. een neutrale stof
    2. een amfotere stof
    3. een monomeer
    4. een isomeer
    15. Welke verbinding is een elektrolyt?
    1. CH3OH
    2. CH3COOH
    3. C3H5 (OH)3
    4. C12H22O11
    16. Welke organische verbinding wordt geclassificeerd als zuur?
    1. HC3HC2COOH
    2. HC3HC2OH
    3. C12H22O11
    4. C6H12O6
    17. De gistingsproducten van een suiker zijn ethanol en
    1. Water
    2. zuurstof
    3. kooldioxide
    4. zwaveldioxide
    18. De reactie CH2CH2 + H2 – > CH3CH3 is een voorbeeld van
    1. substitutie
    2. toevoeging
    3. verestering
    4. fermentatie
    19. In welk paar koolwaterstoffen bevat elke verbinding slechts één dubbele binding per molecuul?
    1. C2H2 en C2H6
    2. C2H2 en C3H6
    3. C4H8 en C2H4
    4. C6H6 en C7H8
    20. Tijdens fractionele destillatie worden koolwaterstoffen gescheiden volgens hun
    1. kookpunten
    2. smeltpunten
    3. drievoudige punten
    4. Verzadigingspunten

    Geef een antwoord

    Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *