Cubaanse slang
Acere – een vriend, pal (Que bola, acere? Wat is er, vriend?)
Baro- (un / el); money (un barísimo; a lot of money)
Bemba – thick lips (Radio Bemba; gossip or the grapevine;geruchten ongegrond gerucht, valse aangifte, gelekte informatie of een stuk ofdisinformation)
Bisnero – zakenman (hustler)
Chavitos – de termijn momenteel geldt voor de CUC currencybecause het is waardeloos buiten Cuba
Chivato – verklikker, informer
Chopin (la) – winkelen (in CUC-winkel)
Chulo – pimp
Cojones – lef of ballen (tu tienes cojones)
Nl lama ‘ s; (letterlijk “in de fik” betekent in de problemen ordanger); (nl lama betekent heel lelijk bij de verwijzing naar personen)
Filtro – slim persoon
Gallego – de arme muzikant of slechte danser
Guajiro – de boer, de boer, een land dat een man, (uit de tijd vanen na de spaans-Amerikaanse Oorlog van 1898); dit word combineert de twee Englishwords “oorlog+hero”; het kan ook verwijzen naar iemand die verlegen of timide
Guaniquiqui, moni, baro, plata, fula – geld
Guapo – lastpost
Jamonero – iemand die tast meisjes op een overvolle bus
Joder – f***ing (geen me jodes; don ‘ t f* * k with me)
Luchar-to battle (in Cuba, om te stelen van je werkcenter of om snoep op straat te verkopen)
Luchando – a battler and admired
Maricón – a gay person. Aanvallende taal. Gebruikt als eenparaging term voor een homoseksuele man; ook om ontrouwe, oneerlijke, onbetrouwbare ofonwaardige mensen te labelen.
Monada Of mona-police
Palestino-verwijst naar Orientales uit elke klasse
Pinchar – to work
Pipo-if used to address a ober, it is very respectrespectful
Socio – friend, pal
Temba-middle-aged person
Tumba! of Rema! Rot op!
Yuma-buitenlander